SAMENVATTING STAMBOOM BRASCAMP, BRASKAMP, KLEIN BRASKAMP


E.W. (Pim) Brascamp, Bosweg 12, 6704 AM Wageningen.

Publicaties
Stamboom Brascamp, Braskamp, Klein Braskamp. 1 maart 1992, 144 pagina's.

The American Braskamps, 1 December 1996, 36 pagina's.
Dit boekje wordt regelmatig aangevuld met nieuwe gegevens en is beschikbaar als pdf-file.
commentaar en aanvullingen zijn natuurlijk welkom.

De schilder Th. Braskamp, december 1999, 8 pagina's.

Johannes Braskamp en de "Zuiderburg" door Eva Brascamp, 2002, 8 pagina's. pdf-file

Chronologie. Over Scherpenzeel, Van Werven en Brascamp en hoe in 1869 hun wegen kruisten, door Marten H. Brascamp, juli 2005, 19 pagina's. pdf-file


De stamboom omvat waarschijnlijk alle Brascamps, Braskamps en Klein Braskamps vanaf 1600. Misschien dat de meest recente leden nog niet op de site staan. De stamboom bestrijkt ruim 875 personen, verdeeld over 14 generaties. Er worden 11 verschillende stamvaders en stammoeders onderscheiden. Momenteel leven er rond de wereld ongeveer 240 leden van de stamboom. Deze voeren terug op twee stamvaders en een -moeder. De nazaten van de eerste stamvader zijn 30 Brascamps in Nederland en Nieuw Zeeland en ongeveer 20 Braskamps in Nederland en 60 in de VS. Dan zijn er 30 Braskamps en 60 Klein Braskamps in Nederland die afstammen van de tweede stamvader. Verder zijn er 20 Braskamps en 10 Brascamps in Frankrijk die afstammen van de stammoeder.

De eerste stamvader, Engelbert Brascamp, is rond 1600 geboren in Borculo, in de Achterhoek. Zijn zoon, Wolter, trok in 1665 naar Deventer waar hij en zijn vrouw op 29 september ingeschreven werden als lidmaat van de Hervormde Kerk. Ze verhuisden waarschijnlijk naar Deventer in verband met de verwachte aanval op Borculo van de bischop van Munster, Berend van Galen, toen de Engelsen in 1665 de oorlog verklaarden aan de Republiek der Verenigde Nederlanden. Wolters zoon Engelbert werd koster en schoolmeester in Twello, een combinatie van beroepen die de Brascamps vier generaties uitoefenden.
De Brascamps in Nederland en Nieuw Zeeland stammen af van Engelberts jongste zoon, ook weer geheten Wolter. Ze woonden verscheidene generaties in Twello en later in Olst voor ze de laatste tientallen jaren verspreid raakten.
Engelberts oudste zoon, Goossen Braskamp, is de voorvader van de Braskamps in Nederland, Duitsland en de VS. Aanvankelijk woonden nazaten in Apeldoorn leidend tot takken in Amsterdam en Den Haag. Ik veronderstel dat de Duitse tak afstamt van Willem Hendrik Braskamp, geboren in 1772 in Amsterdam. Het eerste lid van de Haagse tak heette ook Willem Hendrik, geboren in 1840 in Wijhe.
De Amerikaanse Braskamps stammen af van Bernardus Gozewijn, een Braskamp van de achtste generatie, timmerman in Apeldoorn, geboren in 1812. Hij had 7 kinderen, waarvan er vier emigreerden naar de Verenigde Staten. Ze woonden de eerste jaren in Alton, Iowa, maar raakten latere geraties verspreid over de gehele VS.
Klik deze link aan voor een schematisch overzicht van de nazaten van Engelbert Brascamp.

De tweede stamvader met nu nog levende nakomelingen is Henrick Braskamp, geboren rond 1600 in Geesteren, iets ten noorden van Borculo. In Geesteren staat een vakantiewoning geheten Braskamp. Aan de andere kant van de weg stond tot ca 1830 een boerderij Braskamp en het is waarschijnlijk dat Henrick Braskamp op die plek woonde. Hij is de voorvader van Braskamps en Klein Braskamps in Nederland. De Braskamps stammen af van Henricks dochter Aelbert en de Klein Braskamps van diens dochter Henrickjen. Het ligt voor de hand dat de kinderen genoemd werden naar de naam van de boerderijen waar de families woonden. De Braskamps woonden op de Braskamp, en de Klein Braskamps op een boerderij die momenteel bekend staat als Veldschnieder. De meeste Braskamps en Klein Braskamps bleven vele generaties in de buurt van Borculo met uitzondering van de Enschedese Braskamp-tak in de tiende generatie.
Klik deze link aan voor een schematisch overzicht van de nazaten van Henrick Braskamp.

De stammoeder met nu levende nakomelingen is Joséphine Braskamp. Blijkens de geboorteacte van haar zoon, Louis, geboren in 1812 in Brussel, was zij afkomstig uit Amsterdam-Zuiderzee. Toentertijd was Nederland onderdeel van het Napoleontische rijk en Amsterdam-Zuiderzee was één van de departementen. Tot nu toe zijn in Amsterdam geen gegevens gevonden over Joséphine, hoewel er eind 18e eeuw Braskamps woonden, afstammend van Engelbert Brascamp. Nazaten zijn Braskamps in de omgeving van Roubaix en Brascamps in de buurt van Reims.
Klik deze link aan voor een schematisch overzicht van de nazaten van Joséphine Braskamp.

Naast deze twee stamvaders en -moeder zijn er nog 7 stamvaders en een stammoeder. Drie daarvan komen uit Borculo en zouden familie kunnen zijn van Engelbert Brascamp. In feite gaat de stamboom van Jan Brascamp, een tijdgenoot van Engelbert, een generatie verder terug en Berent, geboren ongeveer 1565, zou vader en oom kunnen zijn van Engelbert, Jan, Herman en Gerrit.
Van de overige vier zouden Harmen Brascamp en Willem Breskamp familie kunnen zijn van Henrick Braskamp, maar Henrick Tonis en Jan Oltwater zijn zeker onverwant met de andere stamvaders of -moeders. De naam Braskamp in de tak van Henrick Braskamp komt van een boerderij in Geesteren. De naam Klein Braskamp komt van een daar nabij gelegen boerderij. Ook de kinderen van Jan Oltwater zijn genoemd naar die boerderij. Waarom de kinderen van Henrick Tonis in Hattem Braskamp heetten is echter geheel onduidelijk. De naam Braskamp werd ook gedragen door een slavenfamilie op de suikerplantage Dordrecht in het huidige Suriname; de combinatie met Bras kwam een aantal keren meer voor.

Een bijzonder geval is Th Braskamp, een kunstschilder die de eerste helft van de vorige eeuw in Nederland werkzaam was. Los van een aantal schilderijen is niets over deze persoon bekend.
Een ander bijzonder geval is
Ger Braskamp, in WOII door G.Th. Kempe gebruikt als schuilnaam.


Behalve bij het boerderijtje Braskamp in Geesteren (zie boven) komt de familienaam ook voor in het Laantje van Braskamp in Rijswijk. Dit laantje loopt op de plek van de voormalige farmaceutische fabriek in Rijswijk, haaks op de Delftweg 5. De fabriek is gesticht rond 1900 door Eduard Maurits Braskamp.
Ook komt de naam voor als straatnaam Am Braskamp in Nordhorn, vermoedelijk naar een stuk land van de familie Bras, de Braskamp.




























































Engelbert Brascamp (1720-1807) was ondermeer dijkschrijver van het polderdistrict Veluwe. Hij was dat van 1765-1799 als opvolger van zijn schoonvader Marten Herms. In de archieven van het Polderdisctrict komen diverse stukken van hem voor. Het fraaiste (CODA, Apeldoorn, Polderdistrict Veluwe, C65) is de Memorie "wegens eenige hoogewatervloeden in voorige eeuwen (..) midsgaders van die geene die in deeze eeuwe zijn voorgevallen", waarin hij terugkijkt op gebeurtenissen tijdens zijn loopbaan en ervoor.

        

        Memorie
             van
Engelbert Brascamp
Dijkschrijver van Velu=
wen wegens eenige
Hoogewatervloeden
in voorige Eeuwen;
volgens overleeveringe
zijner ouderens als
anders midsgaders
van die geene die in
deeze Eeuwe tijd van
zijn Dijkschrijvers Ampt
zijn voorgevallen
als in deze Jaaren 1770,
1785 en 1799; met ee=
nige observatien
daarbij: als Vold.
In den Jaare 1395 off
1399 wanneer beide Jaa
ren Harde winters zijn
geweest volgens
Historisch verhaal
van Harde winters door
een Liefhebber. be=
ginnende van den Jaa=
re 289 tot 1740 Incluis
In een van die Jaaren
is het water in de Rivier
den IJssel volgens een
                               oud




Oud manuscript des avonds binnen boord geweesd; en des 's morgens over den IJsseldijk heen geloopen.
1e In den Jaare 1658 wanneer het ook een Harden winter van vorst is geweesd; is na den Doijen dijk te Bistel Beneeden Weezel door gebrooken; door welke Breuke is het meeste Bovenwater op den Ouden IJssel bij Doesburg afgekoomen waar door het water in korte tijd wel twee voeten hoog over den IJssel dijk op veele plaatsen heeft heen gestroomd waar door men hier Neegen Dijkbreuken heeft gehad. Daar zijn Huizen alhier in Twello, die het bijna aan de Balkens der Huizen hebben gehad

en sommige kinders die van uit het sogenaamde Haanen Gat boven in de Vorst van t Huis om hulp hebben geroepen. En toen hebben se met schuiten door het Dorp Twello gevaaren. In die tijd zijn Militairen ook op den Dijk geweesd; tot wat einde word niet vermeld, maar buiten alle twijffel om het volk meede in orde te helpen houden en teffens op te passen dat den Dijk niet door gestooken wierde. Het water is dit Jaar aan de Peil op zijn hoogsten geweesd 27 voet 10 duim.
2e In den Jaaren 1770 en 1771 hebben wij drie kort op den anderen volgende Hoogewatervloeden gehad, de twee eersten niet door voorgaande vorst veroorsaakt en de derde ook niet, maar onder het opklimmende Vank water was er sterke vorst

De eerste maal is het op zijn hoogste geweesd woensdag 5 febr 1770 22 v 11 Duim 2de woensdag 26 fbr 1770 21 v 10 9/4 3tio Maandag 17 Jan 1771 21 v 1 3/4 op woensdag avond omstreeks halff 10 met den Heimeraad welbergen na Huisrijdende en in aanmerkinge nemende de schielijke aangroeij van het water, en bevreesd worden de dat dezelve mogte doorgestoken worden; Booden wij zelfs ider een wagt (:dat anders door de onderschout moest gedaan worden:) In de zelvde nagt omstreeks 11 of 12 uur was een Schuit koomen aanroeijen van de kant van de stad Deventer af tot aan het Land van de Gate; de Bovenste wagt Hun stilhoudende om te verneemen de Uitwerkinge daarvan, het doelwit soude weezen. Dog! eindelijk keerde die schuit op het Gepraat van de Beneedenste Wagt weeder terug

Tot ophelderinge van de noodzaakelijkheid der wagten diend: Bij het aanvaarden van het Dijkschrijvers Ampt in den Jare 1765 wierd mij door wijlen den DijkGraaff F: J: van IJsendoorn à Blois tot Cannenburg ten sterksten gerecommandeerd dat wanneer bij Gewas van water in de Rivier den IJssel hetzelve was gereesen tot 10 voeten dat ik dan aanstonds na den Schout moeste gaan; om aldaar de noodige manschappen (:zijnde door gaans vier:) toe te booden met Last om op te passen dat den Dijk niet doorgestooken wierde; en wanneer het was geklommen tot 21 à 22 voeten hoogte moeste den geheelen dijk met wagten bezet worden; ten einde als vooren. Hebbende zijn Ed. mij wel brooken verhaald dat in voorige tijden die van overijssel kwaamen, en vaar-

den met een schuit te Welzum off Wijhe over en vandaar nu Apeldoorn Beekbergen rond; en dan int Appense veld; den Dijk doorstaaken.
4e In den Jaare 1784 in aanmerkinge neemende weegens de langduurge en harde vorst die in de maand November des voorige jaare was begonnen; hebbe ik op den 8 Febr bij publicatie laaten bekend maaken dat een ider binnen deze tijd van twee maal vier en twintig uuren moesten maaken een behoorlijk veeken off Horde om in Cas van Nood te kunnen worden gebruikt (:eenige affterlingen riepen nagedaane publicatie, veekens maaken en geen waters:) op Dinsdag avond den 2 Maart wierd Ik geinformeerd dat den Bijsselsen Dijk door-

brooken was, en dat men door Doetinchem met schuiten varen konden. Hier op sendende ik woensdag morgen een mijner arbeider, met last om te verneemenworden. hoe hoog het water te Deventer was. Die met het aanbreeken van den dag aldaar op de Brug is geweesd en Informatie bekwam van ongeveer 16½ voet; en dat het water nog niet op de ophaal Brug was. Hier op ben ik gegaan na wijlen de Schout Everds ten einde om te bezorgen dat de veekens op den Dijk kwamen. vervolgens de Heimeraaden geschreeven, om des nademiddags op den dijk te koomen. Met de Heimeraaden van Wilp en Twello des nademiddags na Boven Rijdende; heb ik tot Gietel zelfs de noodige

manschappen tot de wagt geciteerd; aan het Appense veld midsgaders aan den Dijkbewaarder belast om te zorgen dat de veekens op den Dijk moesten gebragt Sonder versuim. Aldaar den Heimeraad van Wilp Laatende om een oog int Seil te houden, ben ik van daar met den Heimeraad van Twello gereeden na de volhand onder Terwolde om met de Heimeraaden van Terwolde en Nijbroek te overleggen, wat gedaan behoorde te worden. Om halff zeven 7uur aldaar krijgende tijding van een Considerabel groot Gewasch van water ja zelfs dat het tot Dieren in 24 uuren tijds 10 voet was gewassen. Hier op Zijn Wij gereeden terstond weder na Gietel alwaar wij des avonds

om halfftien aankwaamen; en geinformeerd wierden dat des avonds om halff zeven, het water reeds al over den Dijk even beneeden de Handwijzer was heengelopen; en zaagen met groote blijdschap dat met die spoedige aangebragte veekens en Mist en Vigilentie der Ingeseetenen den overloop belet en het gevaar voor die tijd te boven was gekoomen./Zijnde dus de 's morgens Binnen Boord en des Avonds over den Dijk Heen en dat gelijk met de jaaren 1393 of 1399 vooren vermeld/ Egter heeft het water op verscheidene plaatsen booven op den Dijk gestaan dat door opkistingen is te keer gegaan; en int vervolg den geheelen Dijk behouden is gebleeven; Zoo dat wij van Innundatie vrij zijn gebleeven; daar in tegendeel alle andere polders in de Bataavsche republieq volgens informatie door het Rhijnwater dat van de Boden

zee uit Zwitserland afkomt zijn geinnundeerd geworden. De Schaadens aan den Dijk toegebragt door Zeevem afzakkingen tegens binnendijkse colken is zeer gering geweesd. Het water is aan de Peil op het hoogste geweest 26 voet op den 6 Maart des morgens omstreeks 9 uuren tot Oene koomende met den verwalter Dijkgraaff G.D. Schimmelpenninck van der Oije wierd ons aldaar geinformeerd dat in dien nagt men volk ontdekt had tot doorsteeken van den Dijk en des avonds weder om Rijdende was in de Contraine om soo te spreeken den Dijk bezaijd met Menschen; niet alleen de ordinaire wagten, maar andere de van zelvs waaren opgekoomen met Schietgeweer Greepen &

Aan wien ik seide datse geen Schuiten moesten toelaaten te Landen; en er maar op moesten schieten
En in den Jaare 1785 is door Liefde giften zo te Amsterdam als uit andere steeden & aan noodlijdende uit gedeeld eene Zumma van f 244433-13-14
In deze Jaare 1799 Hebben wij zeer weinig ongemak aan den IJsseldijk gehad. drie doorzijpingen die veroorsaakt waaren door het kwelwater off opwaal met conijnen en Dassen gaten die alle na de ontdekkinge terstond zijn gedempt en weinige inkabbelinge dat men bijtijdes in voorzorge geweesd is met de noodige veekens off Hoorden en Mest kan getuigen den afgezonden Inspecteur Sabrier, door den

Agent J.A. La Pierre. Daar zijn nog eenige ontaarden geweesd met te seggen: men plaage het volk maar, om de selve na den Dijk te jaagen; daar is geen gevoor &c: dog! daar aan heeft men sig weinig gsteurd zoo dat wij wederom met nog een poldert ja (: zoo ik uit de Courant geleezen heb :) vrijgebleeven; daar in teegen zoo veel andere Polders geinnundeert zijn geworden waar door zoo veele menschen en vhee hun leeven verlooren hebben met hunne goederen, en in armoede zijn gedompeld. Als in dezen IJsseldijk een waade was gescheurd na Boven, dan zouden in deeze Polder geen honderden maar duizenden

van Paarden Runder vhee als andere verongelukt hebben; alzoo door het Binnenwater omsingeld waaren; die na de hoogte voorneemens waaren om te vlugten en de wegen die geheel en al met IJs bedekt waaren dus onbruikbaar om het vhee over te leyden. Egter! n dit geval heeft mij een oog getuige verklaard gesien te hebben dat een Beest over het IJs was geleid en zeer goed er overgegaan had. dewijl het kousen off ieds anders om de voeten was gebonden. Uit hetgeen tevoormeld kan men afneemen, dat het ten uitersten noodsaakelijk is, dat op den IJsseldijk en Binnenwateren gelijk meede over de vreemde wateren een goed toeverzicht worde gehouden, en het

was te wenschen dat de leeden daar voor behoorlijk wierden gesalariseert. Ik heb op den 15 Augustus des voorgaanden Jaare op de Dijkstoels verklaard, mij Ampt er neder te leggen; om reeden dat ik maar vast tractement hadde 20 gulden in 't jaar en dat ik een Paard en Knegt daar toe moeste houden, dog! dat ik het tot 5 Maart deses jaars nog zoude blijven waarneemen. De reeden dat ik nu nog als Dijkschrijver fungere is dat ik de Stendinge gedaan op het Erve en goed het Vaarde onder Wilp bij bijlaage voorkoomende behoorde ten einde te brengen: en hebbe dus aan den Provisioneelen dijk president verklaard dat ik nog zoude continueren tot November aanstaande. En daar Boven l mijne Hooge Jaaren het ook niet langer toe, dien post waar te neemen.
In kennisse der waarheid hebbe ik deeze beteekend, Datum Twello den Maij 1799